NB. De tekst van dit artikel is ongewijzigd overgenomen uit de 'Ommelander Borgen en Steenhuizen'. Slechts de spelling is aangepast aan de hedendaagse normen en zoals die door NZD wordt gebezigd. De afbeeldingen behoren niet standaard bij de oorspronkelijke tekst, behalve die van de kaart zoals onderstaand is afgebeeld. Afb. links: De borg op de kaart van Theodorus Beckeringh (1712-1790). Uitsnede uit de kaart van Theodorus Beckeringh uit 1781.
In de rechtstoel Winsum, Bellingeweer en Tijum bezitten de Tamminga's al in 1544 enige ommegangen. De namen van de heerden worden echter niet genoemd. Wel is dit het geval in 1572. Van Jeselma wordt dan door een Tamminga het redgerrecht uitgeoefend. Men zoekt wel verband met Allert Jeselma. die in 1393 drie van de acht ommegangen in de rechtstoel bezit. Dit is zeer dubieus, te meer daar de Tamminga's in Hornhuizen waren gevestigd.
De eerste Tamminga die in Bellingeweer kan worden gelokaliseerd is Allert (Allard) geweest. Hij laat, als we Abel Eppens goed begrijpen, omstreeks 1566 de pastoor van Bellingeweer wegens ‘deverije ene kerekes’ onthoofden. Tijdens de Opstand was hij een ‘gunstiger der Stad’, met andere woorden, hij stond aan Spaanse zijde. Zijn huis te Bellingeweer met kerk en pastorie worden dan ook in 1581 door de geuzen geruïneerd. Allard overlijdt in 1589. Een minderjarige zoon Onno nalatende. Deze treffen we in de 17e eeuw lange tijd aan als landdagscomparant voor Bellingeweer. Als unicus collator herbouwde hij in 1641 de kerk te Bellingeweer die blijkbaar sinds de verwoesting in 1581 nog steeds in puin ligt. Onno, later wel ‘de oude’ genoemd, ter onderscheiding van Onno Tamminga van Ludema, ‘de jonge’, overlijdt in 1652 [2] op 75-jarige leeftijd. Zijn grafsteen ligt nog op het kerkhof te Bellingeweer.
Zijn zoon Schotto, geboren uit zijn huwelijk met Cetilia Beninga, volgt hem op. Ook hij compareert voor Bellingeweer op de landdag, van 1659-1663. Eveneens is hij schepper van het Winsumerzijlvest. Bij zijn dood in 1663 zijn zijn kinderen nog minderjarig. Zijn zoon Onno erft de rechten, maar ook Schotto’s dochter Cecilia blijft na haar huwelijk met Lamoraal van der Noot van Risoir op Tamminga wonen. Deze is dan ook in de kerk te Bellingeweer begraven in 1670. De naam van Onno komt voor op de klok die in 1678 voor Bellingeweer door Petrus Hemony is gegoten. Merkwaardiger is evenwel, dat Balthasar Bekker hem in 1683 zijn publicatie ‘Ondersoek van de betekeninge der kometen’ opdraagt. Dit contact zal zijn ontstaan door Johannes Bekker, een broer van Balthasar, die van 1675-1683 predikant is te Bellingeweer.
Onno verblijft veel in Den Haag als lid van de Staten Generaal of de Raad van State. In 1689 overlijdt hij aldaar. Zijn lijk wordt per schip in een vliegende storm naar Bellingeweer vervoerd en daar in de grafkelder bijgezet.
Afb. links: Portret van Schotto Tamminga circa 1660.
Onno's zoon Schotto volgt hem op. Hij sterft ongehuwd in 1709. Daarna volgt zijn andere zoon Egbert, die eveneens ongehuwd, in 1722 sterft. Bellingeweer komt nu aan Onno’s dochter Willemina Tamminga, weduwe van Frans Eysinga van Burmania. Met haar beide dochters vestigt zij zich op Bellingeweer. De jongste, Geertruid Fock van Burmania, trouwt in tweede huwelijk in 1732 met Pier Willem van Sijtzama. weduwnaar van Ebel Juliana Aebinga van Humalda. Geertruid Foek overlijdt in 1738. Uit het eerste huwelijk van Pier Willem (Pyrrhus Wilhelmus) van Sijtzama is een dochter geboren, Clara Feyoena, die te Bellingeweer wordt opgevoed. Daar schrijft zij op 17-jarige leeftijd haar ‘Bellingeweerder Uitspanningen’. Deze bundel verschijnt in de herfst van 1746 in de tijd dat te Groningen een ‘poëtenstrijd’ wordt gevoerd, ontketend door Gerard Nicolaas Heerkens, die de rijmelarijen hekelt van de Groninger regenten en een groep studenten, vrienden van Clara’s broer Pico Galenus, die te Bellingeweer een soort Muiderkring wil vormen met Clara als een tweede Tesselschade. Hieraan komt al spoedig een einde. Heerkens vertrekt naar Leiden, terwijl Clara Feyoena in 1750 huwt met Isaak Reinder baron van Raesfeldt, waarna zij zich in Overijssel vestigt, eerst te Heino, maar weldra te Heemse, waar Clara in 1807 overlijdt.
Haar vader, Pier Willem, is een vurig aanhanger van de Oranjepartij. De verheffing van Willem IV tot stadhouder in 1747 geeft dan ook aanleiding tot de organisatie van allerlei festiviteiten waarvan de fraai versierde borg het middelpunt is. Pier Willem overlijdt als lid van de Staten-Generaal in 1759 te ’s-Gravenhage. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon Frans Onno, die omstreeks 1795 ongehuwd overlijdt [1].
Afb. boven: De borg Bellingeweer of Tammingaborg bij Winsum. Linksboven opgeplakt: familiewapen. Onderschrift: Billingeweer tot Billingeweer. Vervaardiger: J. Stellingwerf, tussen 1724 en 1756. Techniek: pen, inkt, gewassen, 16x20 cm. Bron: RHC GA. ID: NL-GnGRA_1536_3947.
Tijdens zijn leven wordt in 1762 een nieuwe borg gebouwd. Op de Beckeringhkaart (zie boven) is evenwel nog het oude huis afgebeeld. Zijn erfgenamen bieden in 1795 het huis te Bellingeweer, omschreven als modern en nieuw doortimmerd, met rechten en landerijen te koop aan. De kopers worden niet vermeld, maar spoedig daarna blijken Jan Jacob Durlcu, kapitein ter zee en Susanna Helena Willemina Sijlman heer en vrouw van Bellingeweer te zijn. Dit echtpaar leeft niet in pais en vree. De man, zelden thuis, beheert de goederen van zijn vrouw op een dusdanige wijze, dat zij uit vrees voor verkwisting de hulp inroept van de hoge justitiekamer. Hij verkoopt veldvruchten en vee zonder afrekening, kleinoden werden heimelijk verkocht of verpand. Als hij haar tenslotte sleutels, juwelen, paarlen en zilver afperst, komt er een scheiding van tafel en bed tot stand.
Om de schulden te voldoen wordt Bellingeweer in 1807 verkocht, met schathuis, hoven, singels, lanen, grachten, bos, plantages, in totaal 12 grazen, met gestoelten en grafkelder te Bellingeweer. Koper werd Petrus Durlcu. een oudere broer van Jan Jacob. Met het huis zijn dan verbonden de helft van de ommegangen in de rechtstoel van Winsum c.a., de staande collatie van Bellingeweer, een pretentie op de collatie van Winsum, de staande collaties van Ranum en Westernieland, de collatie van de prebende van Bellingeweer, vier stemmen in de collatie te Saaxumhuizen, drie van de vijf zijleden in de schepperij van Winsum, het schepperrecht en het dijkrecht van Schillingeham, het zijlrecht te Maarhuizen, een ommegang in de rechtstoel van Obergum c.a. en een te Kloosterburen. Verder een gestoelte in de kerk te Winsum en drie legersteden aldaar. Deze overheersende positie in dit gebied hebben de heren van Bellingeweer kunnen verwerven, doordat in het eind van de 16e eeuw aan de macht van de Ripperda’s te Winsum een einde is gemaakt.
De koopprijs bedraagt 12.850 gulden, de waarde van de rechten is in deze tijd problematisch. Bovendien brengen de landerijen 35.302 gulden op.
De nieuwe heer van Bellingeweer, die in zijn jonge jaren gardeluitenant van de erfstadhouder is geweest, koopt ook de heerlijke rechten van Asinga te Ulrum en Tamminga te Hornhuizen. In 1819 overlijdt hij te Bellingeweer als percepteur van de belastingen. Zijn weduwe, Johanna Elisabeth Schultens overlijdt het jaar daarop. Tevoren heeft zij nog de borg op afbraak verkocht. Uit deze verkoopakte blijkt, dat de muren van de borg rondom uit het water van de binnengracht zijn opgemetseld. Het schathuis en de keukentuin bevinden zich tussen beide grachten. Op de poortvenne staat een duiventil. Op het voorplein en elders zijn ‘straten’ aangelegd. Het gehele complex bedraagt 62,25 grazen. De borg zelf brengt 2800 gulden op.
Borgterrein Het borgterrein is opgenomen in het uitbreidingsplan van Winsum en met huizenblokken bezet. De borgstee en de reeds gedeeltelijk gedempte binnengracht zijn echter gespaard en liggen nu in het hertenkamp. Aangezien de borg in 1820 is afgebroken, is het niet zeker of deze nog op het minuutplan is aangegeven. Tot voor kort heeft er een boerderij gestaan. Tijdens graafwerkzaamheden is op het borgterrein (op de tekening A) een ronde oppervlakte van kei fundering gevonden en daar vlakbij (op de tekening B) een stuk fundament van ca 80 cm breedte, waarin twee bogen zijn gemetseld met een overspanning van ca 1.20 meter. Het kunnen resten zijn van een oudere borg of van een schathuis.
Noot: 1. Misschien niet zonder kinderen. In 1819 wordt te Winsum geboren Frans Onno van Sijtsema, zoon van Geertruid Fuck van Sijtsema, daglonersche. Deze Frans Onno trouwt te Groningen 29 augustus 1841. In 1846 overlijdt te Winsum Geertruid Sophia van Sijtsema, daglonersvrouw, geboren omstreeks 1783 in Westfalen als dochter van Johanna Allegonda van Polens, naaister te Winsum.
Bron van de tekst: Dr. W.J. Formsma, R.A. Luitjens-Dijkveld Stol, A. Pathuis, De Ommelander Borgen en Steenhuizen. Van Corcum & Comp. B.V., Assen 1973.
Toegevoegde noot: 2. Overlijden Onno Tamminga 19 september 1652. Grafzerk Onno Tamminga.
Wapens en helmtekens: Rechts: Tamminga. Links: Van der Eeze.
Kwartieren:
N.B. Afgebeeld: GSL, blz. 56/57.207 GDW, blz. 206, nr. [896].
|